Fytotherapie is het Nederlandse synoniem voor kruidengeneeskunde. Het woord kruidengeneeskunde impliceert natuurlijk dat er bij de behandeling alleen gebruik wordt gemaakt van kruiden. Dit klopt helemaal niet. Naast kruiden wordt er ook gebruik gemaakt van algen, delen van bomen en andere plantensoorten. De kruidengeneeskunde is de behandeling, vermindering en preventie van lichamelijke en psychische aandoeningen en klachten door middel van plantaardige geneesmiddelen. Opvallend aan deze definitie is het woord plantaardige. Onder plantaardig vallen ook delen van planten die biologisch gezien niet tot de kruidachtige behoren en delen van bomen.
Het woord fytotherapie
De kruidengeneeskunde maakt dus niet alleen gebruik van kruiden, maar ook van andere planten, van bomen en zelfs van algen. Een betere benaming voor de kruidengeneeskunde zoals wij die toepassen is dan wellicht ook fytotherapie. Fyto is namelijk afgeleid van het Griekse woord fytos wat plant betekent, terwijl therapie afgeleid is van het Griekse woord therpeia en staat voor een onderdeel van de (in onze huidige tijd reguliere of alternatieve) geneeskunde dat zich bezighoudt met behandeling of genezing van ziekten of de verlichting van symptomen. Simpel gezegd is fytotherapie dus behandeling met planten. De benaming is strikt gezien, dus beter, maar tegelijkertijd is deze benaming in de volksmond veel onbekender dan de benaming kruidengeneeskunde.
Verschil traditionele fytotherapie en moderne fytotherapie
Traditioneel worden fytotherapeutische middelen van (delen van) medicinale planten gemaakt. Dit is dan ook de klassieke fytotherapie. De moderne variant heeft de definitie verbreed en rekent ook geneeskrachtige middelen afkomstig van bestanddelen van planten, bijvoorbeeld etherische oliën (gebruikt in de aromatherapie), tot de kruidengeneeskunde. De definitie van fytotherapie volgens de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie luidt dan ook: “Geneesmiddelen die als actieve ingrediënten uitsluitend planten, delen van planten of plantenmaterialen of combinaties daarvan bevatten, in ruwe of bewerkte staat.” Volgens deze definitie valt therapeutisch gebruik van geïsoleerde inhoudsstoffen van planten (bijvoorbeeld curcumine uit kurkumawortel of morfine uit de zaden van de slaapbol) niet onder de fytotherapie, omdat deze stoffen ten eerste fabrieksmatig en vaak op een onnatuurlijke manier uit de plantendelen zijn geëxtraheerd en ten tweede voor toediening aangevuld worden met ingrediënten die niet afkomstig zijn van planten.